You never miss it until …

‘You don’t miss it till it’s gone’,  dat heb ik weer eens geleerd de afgelopen tijd. Anti-lopen zuigt in het kwadraat. Na de marathon van 020 heb ik amper nog hardgelopen. Nu is het inmiddels december en langzaamaan kruip ik uit het  dal van het blessureleed.

Gek genoeg lijkt het ergste leed geleden sinds ik vorige week naar de huisarts ging en haar hoorde orakelen over een gescheurd kuitspiertje, het nut van excentrisch rekken, rennen op een mossige ondergrond in een prachtig bos en dat ik het serieuzere hardloopwerk tot de lente op mijn dikke slakkenbuik kan schrijven.

Opeens gaat het een heel stuk beter met me. Ik snap er niks van. Afgelopen week ben ik twee keer wezen hardlopen. Korte stukjes en zonder enige vaart. Maar dat kan me momenteel absoluut niet boeien, ik loop weer! En zonder al teveel au. Halleluja!

Aan m’n gedwongen periode van anti-lopen heb ik een nieuwe hobby overgehouden: zwemmen. Ik lach zowat het haar van m’n zak als ik ervan denk: zwemmen en Turboslak, dat is een onverwacht prettige combinatie.

Ik heb altijd een ongelofelijke tyfushekel gehad aan zwemmen. En dat je het dan ineens wél leuk vind om drie keer in de week in een zwembad te springen. So bizarre. Alsof je ineens smoorverliefd word op dat pukkelige, gebeugelbekte, oerstomme en compleet oninteressante meisje.

Helaas, net als met hardlopen ben ik ook met zwemmen niet gezegend met veel talent. Zonder badeend blijf ik amper drijven. Maar de vonk is overgesprongen en het vuurtje van de ambitie is ontstoken. Ik heb het absurde plan opgevat om een triathlon te gaan doen. Aan het voltooien van een Ironman wil ik niet denken. De Olympische  afstanden — 1500 meter zwemmen, 40 km fietsen en 10 km hardlopen tot besluit — lijken me voorlopig meer dan voldoende uitdaging voor een slak!

Your comment