Zondagmiddag in de hel

Als je er de Bijbel op naslaat lees je dat het in de hel allesbehalve aangenaam vertoeven is. Zwavel. Vuur. Heet. Maar dat laatste is niet waar, de hel is niet heet. Niet altijd tenminste. De hel kan ook koud zijn. Koud als de marathon in Rotterdam. Een verslag van een zondagmiddag in de hel.

Relaxt op pad
Lekker relaxt met de trein naar Rotterdam had ik me bedacht. Op zaterdagavond naar m’n schoonouders in Sleeuwijk en op zondagmorgen vanaf Gorinchem via Dordrecht naar Rotterdam. Wat kan er misgaan? Nou, van alles. Iemand kan bijvoorbeeld besluiten om het Tijdelijke voor het Eeuwige te verruilen met behulp van een Intercity.

Op zondagmorgen springt er bij Barendrecht iemand voor de trein en alles staat stil. Ik strand in Dordrecht. Boos kan ik niet zijn. De trieste gedachte dat iemand het nodig vond om een eind aan zijn / haar leven te maken weegt zwaarder dan de Fortis Marathon.

Taxibus kapen
Natuurlijk wil ik de Fortis Marathon niet missen. Helaas is vervangend vervoer nog niet beschikbaar op het station van Dordrecht. “Over drie kwartier komen de eerste bussen”, zegt de NS steward. Ja, daar heb ik wat aan.

Iemand kaapt een taxibus. Eigenlijk komt die voor een vrachtje Schiphol. Gelukkig voor ons is dat vrachtje even zoek. “Okay, acht hardlopers. Een tientje per persoon”, roept de taxibuschauffeur. Als een haas spring ik het busje in. Vijfentwintig euro zou ik ook betaald hebben. Als ik het bij me had tenminste. Een tientje cash is alles wat ik heb meegenomen. Afijn, bang om geript te worden hoef ik de rest van de dag niet meer te zijn.

Aan de late kant
Helemaal tot aan Centraal Station komt de taxibus niet. Er zijn al teveel wegen afgezet. De laatste kilometer moet ik te voet afleggen.

In de Beurs scoor ik mijn startnummer plus goodie bag. In de drukte zoek ik m’n weg naar het Albeda College om m’n kloffie aan te trekken. Op het kaartje zag het er een stuk eenvoudiger uit dan in het echt. Ik heb moeite om de kleedlocatie te vinden. Het blijkt een legertent. Ik ben aan de late kant. Als ik op weg ga naar het startvak is de kleedtent inmiddels vrijwel verlaten.

Druk
Got, wat is het druk. Ik ben achterin het veld gestart, omdat ik zo laat was. Het is moeilijk om één tempo te lopen. Constant loopt er wel iemand voor mijn voeten en ik kan geen kant op. Ik schrik me helemaal de tyfus als ik pas na een kilometer of acht de pacers van 4 uur 15 minuten inhaal. Dat belooft niet veel goeds voor mijn finishtijd.

Het parcours blijft overvol. Bij een riskante inhaalactie door de berm verzwik ik half mijn enkel en ga bijna op mijn plaat. Op zo’n 15 kilometer versperren de vier-uur-pacers de doorgang. Het duurt een hele tijd voordat de weg breed genoeg is om ze in te halen.

Zo’n 25 km onderweg. Turboslak rent de Erasmusbrug op.

Blijven drinken
Ik ben me ervan bewust dat ik voldoende moet blijven drinken. Elke vijf kilometer stop ik braaf bij de verzorgingspost voor een bekertje vloeistof. Eerst beperk ik me tot water, verderop grijp ik ook naar de Extran. Dat hou ik tot aan het einde toe vol. Het is trouwens ontzettend goor spul, die Extran. Veel te kleverig.

Koud. Wind. Pijn
Tot kilometer nummer 30 gaat het allemaal redelijk gemakkelijk, maar zodra ik het Kralingse Bos inloop krijg ik het moeilijk. Opeens heb ik geen benen meer, maar stokken zonder gevoel. Hardlopen op stelten, daar lijkt het op. Dat gevoel gaat ook niet meer over.

Koud. Wind. Pijn. Dit is de hel.

Surrealistisch
Ik maak me ernstig zorgen. “Na 35 kilometer begint het pas echt”, dat is wat de ervaren marathonrotten zeggen. En ik voel me nu al zo kut. Ik verwacht het ergste. Echt instorten doe ik vreemd genoeg niet.

De sfeer langs de Kralingse Plas is een beetje surrealistisch. Rondom zie ik mensen die ermee ophouden. Gaan wandelen. Plotseling kramp krijgen. Iemand leunt voorover tegen een boom en lekt Extran. Een meisje slaagt erin om zich klem te lopen tegen een toeschouwer die met een fiets aan de hand de straat oversteekt. Au! Langs de kant van de weg staat een uitvaller keihard te janken en wordt getroost door zijn vrouw.

Het 40 km punt: turboslak zit in een wak

In een wak
Ik wil persé finishen, dus ik hobbel door. Ook al wil ik ook zóóó graag stoppen. In het zicht van de haven — alweer uit het Kralingse Bos — raak ik alsnog in een wak en val even helemaal stil: 10 km per uur. “Kop op. Hou vol. Je bent er bijna”, schreeuwt m’n familie langs het parcours. Ik ben niet meer in staat om enthousiast te zwaaien, gekke bekken te trekken en te roepen dat het allemaal fantastisch gaat.

Op de Coolsingel
Met moeite klauter ik uit het wak en ploeter voort. Eenmaal op de Coolsingel maakt het allemaal niks meer uit. Daar wordt iedereen naar voren gebruld. In drie uur en drie kwartier — niet exact de beoogde finishtijd 🙁 — zit het erop. Ik ben nedergedaald ter helle om na 42 kilometer en een beetje weer op te staan.

Tenslotte
In retrospect, dit is een goede leerschool. De volgende keer niet vergeten om:

  • me in te schrijven voor een sneller startvak, om de drukte te ontlopen. Volgens mijn Garmin heb ik bijna 400 meter verder gelopen dan 42195 meter. Dat zal wel door het slalommen komen. Ronduit onhandig;
  • de weersomstandigheden beter in te schatten en me daarop te kleden;
  • mijn goodie bag mee te nemen. Na afloop heb ik m’n hardloopshirt in de kleedruimte laten liggen. Snif!

m’n Fortis Marathon Rotterdam in cijfers

Your comment