Het MOET lente worden

Vandaag was het heerlijk weer. Zou de lente soms in de lucht hangen? Dan mag ik wel opschieten met het online zetten van een Turboslakkenschrijfsel over de lente. Hop, vooruit met de geit:

Ik heb twee katten. Lieve beesten hoor. Ze weten alleen niet zo goed wat ze willen. Gillen om Felix, maar nauwelijks hebben ze hun dosis brokjes nog niet op of ze krullen alweer om mijn enkels. En constant bedelen om naar buiten te worden gelaten. Om tien tellen later zielig miauwend voor het raam te staan. “Hey snoezepoezen, wat willen jullie nou eigenlijk?”, brom ik verstoord. “Prrrrr, geen idee Baas”, snort poes #1, “dat weet ik nou juist niet zo goed”. “Dito hier Sahib. Ik ben ff helemaal clueless”, beaamt poes #2.

Ik kan het ze nauwelijks kwalijk nemen. Zelf ben ik al net zo’n kweetnie-wat-ik-wil huppeltrutje. Neem nou hardlopen. In de zomer fantaseer ik vooral over winterse hardloopavonturen. In een flash forward plan ik alvast dappere duurlopen bij -25 graden Celcius. Drie uur lang heroïsch zwoegen door een halve meter sneeuw. Dat lijkt me wel wat.

Maar ja, als december eenmaal op de kalender staat is de hardlooplol er snel af. In de praktijk blijkt hardlopen in de winter namelijk zwaar klote. Want in de winter is het vies koud. Of het waait gemeen hard. Of er valt allerlei naar spul uit de lucht. Of alledrie tegelijk, als het even tegenzit. Kortom, om te hardlopen is de winter doorgaans een Kwalitatief Uitermate Terleurstellend seizoen. Ik bedoel, hoe vaak ijzelde het de afgelopen maand, terwijl er een training in de hardloopagenda stond? Best vaak. Niet dat ik me door de weergoden heb laten tegenhouden. Met gevaar voor slakkenlijf en -leden kluunde ik een rondje over De Zwarte Piste.

Trouwens, weet je wat bijna net zo erg is als vorst, sneeuw en gladheid? Die achterlijk korte dagen. Door een tekort aan daglicht ben je in het winterseizoen veelal veroordeeld tot hardlopen in het donker. Om te voorkomen dat ik *** fletsch *** als een zielige egel overreden wordt, draag ik een LED-lampje aan mijn bovenarm. Zo’n sneu knipperend Red Light District lichtje ziet er op z’n zachtst gezegd nogal randdebiel uit. Je schaamt je dood.

“Was het maar zomer”, verzucht ik dus al vanaf de tweede week van januari, “of in elk geval lente”. “Wou jij ook dat het zomer was?”, vraag ik aan kat #2. Poes #2 zegt niks, maar ik zie ‘m denken: “Zomer Sahib? Ik ben nog steeds clueless, maar ik like the sound of it.”

Lente, dat klinkt als een bijzonder aardig compromis. Opzouten met al dat grauw. Na een lange werkdag wil ik gewoon een stukje hardlopen in het vriendelijke licht van de avondschemering. In een wereld die in een frisse kleur groen is geverfd. Met een aangename 17 graden Celcius op de thermometer. Yes! LENTE MOET HET WORDEN.

In de lente zal ik een tevreden hardloper zijn. Nou ja, voor heel eventjes dan. Voordat ik begin met verlangen naar hardlooprondjes in een herfstig bos …

Your comment