30 km. Moeizaam op het eind

Sinds een maandje of wat werk ik nog maar drie dagen per week. Mijn bankrekening lijdt sindsdien aan een ernstige vorm van anorexia. Maar verder bevalt het prima om alleen op maandag, dinsdag en woensdag in het spreekwoordelijke zweet des aanschijns te hoeven werken.

Eén voordeel van een parttime baantje is dat je als hardloper niet in voortdurend in de split of spagaat hoeft te vliegen om een stukkie te gaan rennen. Ik bedoel, op woensdagavond is het Feierabend en wacht een schier oneindige zee van vrije tijd. Nou ja, ik overdrijf, ’t is maar 96 uur. Maar da’s ruim voldoende om de endorfinemonstertjes op een paar vreetfestijnen te trakteren.

Reuze relaxt in elk geval. Ik kan het me dan ook amper meer voorstellen dat ik vorig jaar op gure, donkere herfstavonden met zo’n zielig knipperend LED-lichtje aan mijn arm door de polder rondhobbelde.

Vanochtend waag ik me aan een lange duurloop. Afstand: zo’n 30 kilometer. Vanuit Emmeloord loop ik naar het groendorp Bant, dan hop richting Kuinre  — met een rustgevend stuk bos op de route — en dan weer rechtsomkeert. Straight back to  *** kuch *** Emmeloord City.

Met deze duurloop neem ik alvast een voorschotje op het FIRST marathonschema waaraan ik me binnenkort onderwerp. In dat trainingsregime staat er elke week een lange duurloop op het programma. In afstand variërend van 21 tot 32 kilometer, in pace van marathontempo tot marathontempo + 37 seconden.

Meneer Buienradar heeft beloofd dat het droog blijft, en hij houdt woord. Ik loop lekker. Vooral in het Kuinderbos — waar ik sinds de zomer niet meer hardgelopen heb — is het genoeglijk ronddraven. Sporten in een bos in herfsttooi, daar kan toch geen lullige loopband in de sportschool tegenop? Zelfs de loslopende honden zijn vandaag goed geluimd. Ik hoef in elk geval niet te vrezen voor monsterlijke blafbeesten die m’n kuiten willen amputeren.

Na zo’n twintig kilometer laat ik het Kuinderbos achter me. En je weet toch, het venijn zit in de staart. Zoals altijd. Mijn hoofd is weer eens fitter dan mijn slakkenpootjes. Het desolate stuk kaarsrecht fietspad tussen Luttelgeest en Emmeloord grijnst naar me. Een nogal harde wind blaast recht in m’n giechel. Op deze donderdagmorgen is dat ruim voldoende om een Turboslak te ontmoedigen. Ineens gaat het moeizaam.

Running thirty clicks is te weinig om me eronder te krijgen, maar toch ben ik best blij als ik na twee uur en 40 minuten weer voor casa Turboslak sta. Ik besef: er moet nogal wat gebeuren als ik in 2011 de Marathon van Rotterdam wil lopen. Niet op mijn tandvlees en in een meer  aansprekende finishtijd dan vorig jaar bedoel ik.

Gelukkig heb ik als parttime loonslaaf nog zeeën van tijd om te trainen.

De statistiekenfetisjist verlekkert zich hier.

Your comment